De juiste spanning voor VRACHTWAGEN- en busbanden

Bandenspanning

Het kiezen en handhaven van de juiste bandenspanning is cruciaal voor optimale prestaties.

De banden zijn het enige contactpunt tussen uw voertuig en het wegdek.

Deze zijn dus cruciaal voor de veiligheid van zowel de chauffeur als de vervoerde goederen. Voor een bepaalde belasting en bepaalde werkzaamheden onder duidelijk omschreven omstandigheden, is er slechts één geschikte bandenspanning.

De druk van de lucht in de band is cruciaal voor een juist gebruik: deze druk ondersteunt en verplaatst de belading of mensen:

• Veilig
• Duurzaam
• Economisch
• Comfortabel

Uit door Michelin uitgevoerde onderzoeken blijkt echter dat de bandenspanning één van de onderhoudspunten is die vaak niet zo goed gecontroleerd en onderhouden wordt als zou moeten.

Bandenspanning en veiligheid

Een verkeerde bandenspanning heeft een negatieve uitwerking op bepaalde basisaspecten van de veiligheidsprestaties, zoals:

• Sterkte van het karkas
• Stabiliteit en rijgedrag van het voertuig
• Grip
• Gevoeligheid voor stoepranden

REDENEN OM DE BANDENSPANNING TE CONTROLEREN

■ De spanning van alle banden van het voertuig moet worden gecontroleerd: 

• Als de bandenspanning te laag is, dan leidt dit tot een abnormale stijging van de bedrijfstemperatuur, wat kan leiden tot schade aan de interne onderdelen. Deze schade is onomkeerbaar en kan leiden tot vernietiging van de band en tot snel leeglopen. 
• De gevolgen van het rijden met een te lage bandenspanning zijn niet noodzakelijkerwijs onmiddellijk merkbaar en kunnen zelfs pas zichtbaar worden nadat de spanning is gecorrigeerd. 
• Controleer ook de reserveband. 
• De bandenspanning moet regelmatig worden gecontroleerd op koude banden of wanneer het voertuig wordt onderhouden, met behulp van een gekalibreerde drukmeter. 
• Een te lage bandenspanning verhoogt ook het risico op aquaplaning aanzienlijk. 
• Een te hoge bandenspanning kan leiden tot snelle en onregelmatige slijtage en een verhoogde stootgevoeligheid (loopvlakbeschadiging, karkasfalen). 
• Zelfs als de banden met stikstof zijn opgepompt, moet de druk nog regelmatig worden gecontroleerd. 

Belangrijke voorzorgsmaatregelen

• De bandenspanning moet gecontroleerd worden op koude banden bij omgevingstemperatuur. De bandenspanning neemt toe met het gebruik: verlaag nooit de spanning van een band terwijl deze warm is.
• Pomp nooit een band op die een te lage spanning had zonder deze band grondig te inspecteren, zowel van binnen als van buiten.
• Bij een te lage bandenspanning kunnen de banden tijdens het rijden abnormaal hoge temperaturen ontwikkelen. Dit kan leiden tot thermische degradatie van de onderdelen van de banden. Deze degradatie is onomkeerbaar en kan ertoe leiden dat de band sneller leegloopt.
• Een te lage bandenspanning leidt tot:
• Een verhoogde rolweerstand en dus een verhoogd brandstofverbruik van het voertuig
• Een verkorting van de levensduur van de banden (kilometerstand)
• Een uitwerking op de bestuurbaarheid en de veiligheid van het voertuig
• Een verminderde weerstand van de karkassen, waardoor de mogelijkheden tot loopvlakvernieuwing worden beperkt
• Een te hoge bandenspanning vermindert:
• De veiligheid en het rijcomfort
• De grip
• De levensduur van de banden (kilometerstand), met name voor banden die op een aandrijfas zijn gemonteerd
• Bandspanningen hoger dan 10 bar (145 PSI) worden niet aanbevolen voor normaal gebruik op de weg.
• Een bandenspanning van koude banden die meer dan 0,6 bar (8 PSI) onder de voorgestelde waarden ligt, moet onmiddellijk gecorrigeerd worden.
• De in het land van gebruik geldende voorschriften moeten te allen tijde nageleefd worden.
• Gebruik een nauwkeurige, regelmatig gekalibreerde drukmeter en ga er voorzichtig mee om.
• Als de spanning in een band die gecontroleerd wordt wanneer deze warm is, lager ligt dan de aangeraden bandenspanning, dan moet de band van het voertuig gedemonteerd worden en gecontroleerd, met inachtneming van de veiligheidsinstructies.
• Als een band aanzienlijk heter lijkt dan de andere, dan moet u deze ook van het voertuig demonteren en controleren volgens de veiligheidsinstructies.
• De bandenspanning van de banden op dezelfde as moet normaal gesproken ongeveer gelijk zijn.
• De spanning moet 24 uur na de montage van een band gecontroleerd worden.
• Banden voor bedrijfsvoertuigen moeten opgepompt worden tot een spanning die relevant is voor de belasting, de snelheid en de gebruiksomstandigheden.
• De richtlijnen voor spanning worden weergegeven in de belasting-/druktabellen.
• Een juiste spanning is cruciaal voor de veilige werking van de band.
• De ventieldop is de primaire luchtafsluiting en moet altijd aangebracht worden
(NB: Het binnenventiel werkt als een eenrichtingsventiel om de band op te pompen; behandel deze niet als een afdichting).

Deze hulp- en adviespagina's zijn mogelijk ook interessant voor u:

• Bandenmarkering en basisbeginselen
• Bandenstructuur en functies
• Gebruiksadvies
• Regelgeving in Nederland
• Europese regelgeving
• Leer meer over het Europese label voor vrachtwagenbanden